Rapport i.s.m. derden - OBN-26-DZ

Vervolgmonitoring herstel van kruiden- en faunarijke graslanden in het droge zandlandschap

Rapporten

“Binnen het Natuur Netwerk Nederland (NNN) neemt het beheertype kruiden- en faunarijk grasland (N12.02) een aanzienlijk areaal in, met name binnen het droge zandlandschap. Daarmee is dit beheertype beleidsmatig van belang, maar ook van grote ecologische betekenis. Echter, op dit moment verkeert het merendeel van het areaal in de grassenfase (sensu Schippers et al., 2012), veelal gedomineerd door gestreepte witbol (Holcus lanatus) en/of gewoon struisgras (Agrostis capillaris), ondanks dat er veelal reeds jarenlang ontwikkelingsbeheer wordt toegepast. Deze graslanden hebben een laag aandeel kruiden en een lage soortenrijkdom, waardoor zij ook voor fauna van weinig waarde zijn. Het gevoerde beheer van maaien en afvoeren lijkt weliswaar op verschillende locaties te leiden tot een voedselarmere standplaats, maar de dominantie van grassen wordt niet doorbroken en daardoor wordt de gewenste soortensamenstelling niet bereikt. Vanuit door Engels raaigras (Lolium perenne) gedomineerde productiegraslanden, ontwikkelt de vegetatie zich in eerste instantie tot witbolgraslanden en ten slotte tot struisgrasgraslanden. Echter, ondanks dat de productie (dus) afneemt, wordt: 1. dominantie door zodevormende grassen niet doorbroken;
2. verschralingsbeheer steeds minder effectief, omdat er steeds minder biomassa wordt afgevoerd.
Blijkbaar speelt niet alleen de voedselrijkdom een rol, maar is er meer aan de hand. Eichhorn en Ketelaar (2016) vonden geen relatie tussen fosfaat (totaal-P en Olsen-P) en de florakwaliteit c.q. gewenste soortensamenstelling bij vergelijking van twintig graslandpercelen die in ontwikkelingsbeheer waren genomen. Zij constateerden dat voor deze graslanden dynamiek waarschijnlijk een meer bepalende factor is, aangezien de florakwaliteit significant hoger was in graslanden die een voorgeschiedenis kenden als productieakker dan in graslanden die een voorgeschiedenis kenden als productiegrasland. Op basis van dit onderzoek stelden zij voor om te gaan experimenteren met tijdelijk akkerbeheer in combinatie met het opbrengen van kruidenrijk maaisel met als doel om de grassenfase te doorbreken.”

(Citaat: Eichhorn, K., T van den Broek, E. Dorland, M. Courbois – Vervolgmonitoring herstel van kruiden- en faunarijke graslanden in het droge zandlandschap – Eindrapportage – Monitoring OBN-26-DZ, VBNE, Driebergen (2020))

Bekijk het artikel
Heeft u een vraag over deze publicatie?