BTO rapport - BTO 2015.023

Eigenschappen van DNA-merkers voor fecale verontreiniging

Rapporten

Fecale verontreiniging van grond- en drinkwater wordt gezien als een belangrijk risico bij de watervoorziening. Waterkwaliteitscontrole vindt doorgaans plaats door de afwezigheid van indicatororganismen (E. coli en enterococcen) aan tonen. Hiermee wordt een indicatie verkregen over de aanwezigheid van fecaal materiaal afkomstig van warmbloedige dieren en daarmee over de mogelijke aanwezigheid van pathogene micro-organismen. Deze methoden geven echter geen informatie over de herkomst van een fecale verontreiniging waardoor de inschatting van het risico van de verontreiniging onzeker is en het nemen van gerichte maatregelen, in het geval van calamiteiten, moeilijk is.
In het BTO onderzoek van 2012 en 2013 zijn qPCR methoden ontwikkeld waarmee het mogelijk is om DNA-merkers van fecale bacteriƫn van bepaalde diergroepen (mensen, herkauwers, runderen, varkens en vogels) specifiek aan te tonen.
Deze methoden zijn om meerdere redenen waardevol voor de drinkwatersector:
– Door de dierlijke of menselijke oorsprong van een verontreiniging te bepalen kan beter worden geschat welke pathogenen aanwezig kunnen zijn, waardoor een nauwkeuriger risicoschatting mogelijk is.
– Merkers van diergroep-specifieke indicatoren vormen mogelijk een meer gevoelige indicator voor fecale verontreiniging bij waterkwaliteitscontrole (bij distributie) als aanvulling op of alternatief voor indicatororganismen.
– Bij reguliere waterkwaliteitscontrole of bij calamiteiten kunnen de methoden ingezet worden om snel de bron van besmetting te achterhalen waardoor snel gerichte maatregelen genomen kunnen worden.

Download pdf
Heeft u een vraag over deze publicatie?