Haalbaarheid van zoetwaterberging in twee natuurgebieden in Zeeland. Toetsingskader en quickscans Inlagen Noord-Beveland en Zwaakse Weel
Details
Ecohydrologie
Rapporten
In het kader van de uitwerking van het Zeeuws Deltaplan Zoet Water (ZDZW) heeft provincie Zeeland de vraag gesteld of extra zoet water kan worden geborgen in natuurgebieden om dit in droge perioden te gebruiken als zoetwatervoorziening voor de landbouw. Een belangrijke randvoorwaarden daarbij is dat dergelijke waterberging de natuurwaarden in deze gebieden niet aantast.
Door KWR is een toetsingskader opgesteld met een overzicht (figuur 1) van de belangrijkste aandachtspunten voor de haalbaarheid van zoetwateropslag in natuurgebieden. Belangrijke aandachtspunten betreffen waterbalans, waterpeildynamiek in het natuurgebied, waterkwaliteit van het water dat in het natuurgebied wordt opgeslagen, waterkwaliteit voor landbouw, randvoorwaarden van ecologie/natuurwaarden, en monitoring en beheer van waterberging.
Aan de hand van dit toetsingskader zijn quickscans uitgevoerd voor twee gebieden om de haalbaarheid van zoetwaterberging te evalueren op basis van bestaande informatie en gegevens. De gebieden zijn de inlagen ’s-Gravenhoek en Oesterput (onderdeel van de inlagen Noord-Beveland), en het natuurgebied Zwaakse Weel (Zuid- Beveland). Voor de inlagen ’s-Gravenhoek en Oesterput worden potenties van waterberging gering geacht, omdat er weinig overeenkomst is in de periode van vraag en aanbod van water (’s-Gravenhoek), er technische aandachtspunten bestaan bij het opzetten van het waterpeil (Oesterput), en de aanvoerroute van zoetwater uit de polder waarschijnlijk lang is. Op basis van deze aspecten lijkt de economische haalbaarheid gering. Daarnaast worden beide inlagen geheel door regenwater gevoed. Beleidsmatig is er terughoudendheid om in zulke systemen polderwater te bergen dat is vervuild met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen.