BTO rapport - BTO 2019.056

Eerder meten na werkzaamheden

Rapporten

Elk jaar zijn er in Nederland een aantal besmettingen van het drinkwater distributienet met fecaliën (gemeten met behulp van E. coli en/of enterococcen). In het BTO-thema Hygiëne en Veiligheid / Microbiologische Veiligheid is onderzoek uitgevoerd naar het gezondheids (infectie)risico t.g.v. dergelijke fecale verontreinigingen van het distributienet. Er is een Quantitative Microbial Risk Assessment (QMRA)-model opgesteld en er zijn gegevens verzameld op basis waarvan een schatting van het risico is gemaakt. Vervolgens is onderzocht op welke manier E. coli-sensoren (die automatisch, snel en semi-continu een fecale verontreiniging in het distributienet kunnen detecteren) zouden kunnen bijdragen aan de betere borging van veilige distributie in de praktijk. Dit onderzoek heeft in totaal tot zeven BTO-rapporten geleid waarin steeds een of enkele aspecten zijn onderzocht.
Naar aanleiding van de verschillende onderzoeken is een uitgebreide samenvatting en een plan geschreven voor de implementatie van automatische snelle detectie van fecale verontreiniging in het distributienet (Blokker et al. 2018). Eén van de stappen in de implementatie is dat er sneller na werkzaamheden gemeten zal worden dan de huidige 12-24 uur later. Om te onderzoeken wat de zeggingskracht is van een monster dat eerder genomen wordt is een concreet plan opgesteld in het rapport “Implementatieplan snel meten na werkzaamheden” (Blokker et al. 2017). Op basis hiervan is dit project gestart als bedrijfsonderzoek in het BTO, waarin Brabant Water, Evides, Waternet, WBG en WMD hebben deelgenomen. De belangrijkste vraag van dit bedrijfsonderzoek was om vast te stellen of de monstername na werkzaamheden die nu voorgeschreven 12-24 uur na afronding werkzaamheden plaatsvindt, eerder kan, of zelfs eerder zou moeten.

Download pdf
Heeft u een vraag over deze publicatie?