Mededeling - Mededeling 001

Overzicht stand van zaken medio 1956 voor drinkwatervoorziening verkregen resultaten door infiltratie oppervlaktewater

Rapporten

De toenemende vraag naar leidingwater heeft vele bedrijven, die voor de watervoorziening gebruik maken van grondwater, voor grote problemen gesteld. Was aanvankelijk uitbreiding van de capaciteit van de bestaande waterwinningen nog mogelijk, steeds meer kwam in dicht bevolkte streken dit streven in strijd met andere belangen of, erger nog, dreigden de bestaande grondwaterreserves uitgeput te raken.
De door A. Thiem voorgestelde oplossing van de genoemde problemen, nl. toepassing van infiltratie, werd door J.G. Richert (directeur van de waterleiding van Gothenburg) in 1897 voor het eerst met gunstig resultaat te Gothenburg in praktijk gebracht. Aangemoedigd door dit succes werden daarna op vele plaatsen in verschillende landen infiltratiewerken aangelegd. Na 1930 ontstonden ook in Nederland voor de watervoorziening steeds grotere moeilijkheden, in het bijzonder voor het dichtbevolkte westen van het land. Gezien de elders
verkregen gunstige ervaringen leek ook voor ons land infiltratie een mogelijkheid te bieden om uit de ontstane moeilijkheden te geraken.
In 1951 waren in ons land infiltratiewerken in bedrijf genomen door de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij, de N.V. Waterleiding Maatschappij “Zeeuwsch-Vlaanderen” en de Gemeentelijke Drinkwaterleiding van Enschede. De Duinwaterleiding van ‘s-Gravenhage, het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noordholland en de Waterleidingen van Amsterdam zouden weldra volgen; bij andere bedrijven werden dergelijke maatregelen overwogen. De toenemende belangstelling voor infiltratie was voor de N.V. Keuringsinstituut voor Waterleidingartikelen (KIWA) aanleiding een Commissie ter bestudering van dit vraagstuk in het leven te roepen.

Download pdf
Heeft u een vraag over deze publicatie?