BTO rapport - BTO 2013.025

Besmettingsrisico tijdens distributie

Rapporten

In Nederland wordt drinkwater zonder desinfectiemiddel gedistribueerd. Nederland is daarmee redelijk
uniek in de wereld. Het niet desinfecteren vergt wel strikte eisen aan de fysieke en hydraulische
integriteit van het distributienet, terugstroombeveiliging en strikte hygiëne bij werkzaamheden.
Waterbedrijven bewaken de kwaliteit van het drinkwater dat zij aan de klant leveren met een
meetprogramma dat is gebaseerd op het Drinkwaterbesluit. Een landelijke analyse in het BTO gaf aan
dat met de wettelijke controle grofweg in 1 op de 300-400 monsters uit woningen E. coli wordt
aangetroffen. In 1 op de 80 van die gevallen wordt bij herhaling E. coli aangetroffen (in reservoirs in 1 op
de 10). Wat is het niveau van bescherming dat we kunnen toewijzen aan de wettelijke microbiologische
monitoring van de waterkwaliteit? Niet al het drinkwater wordt getest, maar er worden
steekproefsgewijs monsters genomen, verdeeld over ruimte en tijd. Een simulatiestudie in het BTO liet
zien dat de kans dat het wettelijke meetprogramma een verontreiniging met (riool)water ergens in het
distributienet daadwerkelijk detecteert erg laag is (5,6%). Dit betekent dat het wettelijk meetprogramma
gemiddeld zo’n 95% kans heeft een verontreiniging te missen. De lage gevoeligheid wordt voornamelijk
bepaald door de voorbijgaande aard van verontreinigingen. Een steekproefsgewijs, incidenteel
meetprogramma is dus niet erg geschikt om plaatselijke, kortdurende verontreinigingen op te sporen.
De afgelopen jaren verschenen er diverse studies uit Noord-Amerika en Europa over fecale
verontreinigingen van het drinkwaternet, als gevolg van dwarsverbindingen, drukgolven en
onderhoudswerkzaamheden en de associatie daarvan met gezondheidsrisico’s voor de
drinkwaterconsument. Deze studies vergrootten de noodzaak om de veiligheid van de Nederlandse
benadering aan te kunnen tonen.

Download pdf
Heeft u een vraag over deze publicatie?